Veel cliënten krijgen in procedures te maken met een exhibitievordering. Het is van belang om te weten dat er hierbij geen sprake hoeft te zijn van een rechtsbetrekking. Ook zonder een rechtsbetrekking kan een partij verplicht worden gesteld inzage te geven in haar bescheiden. Dit overwoog de Hoge Raad onlangs in een kort geding naar aanleiding van het schietincident in Alphen aan den Rijn in 2011. Voor een succesvol beroep op de exhibitieplicht, zoals die is neergelegd in artikel 843a lid 1 Rv, is het volgens de Hoge Raad niet vereist dat degene tegen wie de exhibitievordering is gericht, partij is bij de rechtsbetrekking waarvoor de opgevraagde bescheiden van belang zijn. Deze overweging sluit aan bij een wetsvoorstel dat momenteel aanhangig is, maar waarvan de behandeling sinds 21 februari 2014 stilligt in afwachting van ontwikkelingen op het terrein van het bewijsrecht.

In opdracht van het Openbaar Ministerie werd onderzoek verricht naar de geestelijke gezondheidstoestand van de schutter ten tijde van het schietincident, en werd een psychiatrisch rapport opgemaakt. De nabestaanden vorderden afgifte van een afschrift van het rapport. De Staat weigerde dit vanwege de vertrouwelijke gegevens die het rapport bevat. Interessant in deze zaak is het beroep op de exhibitieplicht van artikel 843a Rv. Op dit punt oordeelde de Hoge Raad anders dan het hof. Volgens artikel 843a Rv kan iemand die daarbij rechtmatig belang heeft, op zijn kosten inzage, afschrift of uittreksel vorderen van bepaalde bescheiden over een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn. Het hof had overwogen dat tussen de nabestaanden en de Staat niet een dergelijke rechtsbetrekking bestond, en dat artikel 843a Rv om die reden toepassing miste. Dit was in lijn met het uitgangspunt dat de Hoge Raad hanteerde vóór de herziening van het burgerlijk procesrecht in 2002, namelijk dat voor een geslaagd beroep op de exhibitieplicht vereist was dat tussen de partijen een rechtsbetrekking bestond en dat bescheiden niet konden worden opgevraagd bij een derde die geen partij was bij een rechtsbetrekking. De Hoge Raad echter stelt nu voorop dat ook een verbintenis uit de wet (zoals de verbintenis die voortvloeit uit een onrechtmatige daad) kan gelden als een rechtsbetrekking in de zin van artikel 843a Rv. Dit was eerder al wel door de wetgever uitgesproken, maar nog niet door de Hoge Raad. Vervolgens oordeelde de Hoge Raad dat noch uit de tekst van artikel 843a lid 1 Rv noch uit zijn totstandkomingsgeschiedenis voortvloeit dat degene tegen wie de vordering is gericht, partij moet zijn bij de rechtsbetrekking die in deze bepaling is bedoeld. Met deze uitspraak bevestigt de Hoge Raad wat in literatuur en in lagere rechtspraak al werd aangenomen, namelijk dat voor de toepassing van artikel 843a Rv niet is vereist dat tussen partijen in het exhibitiegeschil een rechtsbetrekking bestaat.

Overigens is al geruime tijd een voorstel tot herziening van artikel 843a Rv aanhangig. In het voorgestelde artikel is niet vereist dat degene van wie de bescheiden worden verlangd zelf bij de rechtsbetrekking partij is; dit kan dus ook een derde zijn. De behandeling van het wetsvoorstel ligt echter sinds 21 februari 2014 stil in afwachting van ontwikkelingen op het terrein van het bewijsrecht.

The content of this article is intended to provide a general guide to the subject matter. Specialist advice should be sought about your specific circumstances.